Een effectieve methode om een nieuwe taal te leren is onderdompeling, waarbij grammatica in een later stadium expliciete aandacht krijgt. Dit zijn de hoofdpunten uit de vorige artikelen van de reeks ‘Een taal leren’. In dit artikel bespreken we wellicht het lastigste onderdeel, namelijk hoe ziet onderdompeling eruit in de klas en welke rol heeft de leerkracht?
Huidige lespraktijk
Om een brug te maken tussen de huidige praktijk en de gewenste praktijk, schetsen wij eerst de huidige praktijk op basis van een onderzoek van het Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling (SLO) en Peil.onderwijs 2018.
Momenteel ligt het accent binnen de Engelse lessen op het oefenen van mondelinge taalvaardigheid. Dit is een positieve ontwikkeling die in lijn ligt met de richtlijnen die SLO heeft opgesteld (zie vorige artikel: De spelregels!). Wanneer we inzoomen op de spreekoefeningen, betreft het voornamelijk het naspreken van nieuwe woorden, standaardgesprekken voeren en in het Engels gesprekken voeren met de leerkracht. Gesprekken tussen de leerlingen, spelletjes of het navertellen van een gelezen tekst wordt nauwelijks tot niet gedaan.
Kijkend naar de typen spreekoefeningen die in de klas de boventoon voeren, is het niet opmerkelijk dat leerkrachten ⅔ van de gesprekstijd gebruiken en alle leerlingen samen slechts ⅓ van de tijd. Terwijl leerkrachten weten dat taalproductie belangrijk is voor de taalverwerving. Deze verdeling kan een verklaring zijn waarom leerlingen minder vertrouwen hebben in hun spreekvaardigheden dan in hun lees- en luistervaardigheden.
Gewenste praktijk
Bij onderdompeling staat het woord ‘doen’ centraal. Welke educatieve methode een school ook aanschaft, het ‘doen’ van gesprekken, waar het voornamelijk in een nieuwe taal om gaat, zal grotendeels in de klas plaatsvinden onder begeleiding van een leerkracht. Het oefenen van de andere vaardigheden kan tegenwoordig iedere leerling voor zich met een online methode.
In de klas is het van belang dat de leerling de mogelijkheid krijgt om te spreken. De leerling is verantwoordelijk voor een actieve houding, oftewel initiatief tonen, anders komt het niet tot het verwerven van de nieuwe taal. De leerkracht lokt die houding uit door activiteiten te kiezen die de intrinsieke motivatie bevorderen. Zulke activiteiten zijn betekenisvol en functioneel.
Om de leerlingen zoveel mogelijk aan het woord te laten en de zone van naaste ontwikkeling van Vygotsky te verwezenlijken, wordt verwacht dat leerlingen in duo’s of andere werkvormen in gesprek gaan met elkaar. Door de grote hoeveelheid taalproductie nemen de leersituaties toe. De betere leerling van het duo kan de andere leerling op een hoger taalniveau brengen. De leerkracht heeft in deze situaties de rol van een coach en helpt leerlingen vooruit door adequate feedback te geven. Maar hoe ziet een coachende rol er voor een leerkracht uit?
Rol van de leerkracht
Voordat de coachende rol van de leerkracht van start gaat, is het essentieel dat de leerkracht modeling toepast. Met een sterke leerling de opdracht voordoen, zorgt voor handvatten en een duidelijk doel voor alle andere leerlingen.
Vervolgens gaan de leerlingen in een samenwerkvorm aan de slag. Voor de leerkracht begint nu een uitdaging om een juiste balans te vinden in zijn hoeveelheid feedback. Ongeacht de hoeveelheid feedback, de structuur van het gesprek zal veranderen met de komst van de leerkracht. Wanneer de leerkracht zich kort in het gesprek mengt en scaffolding toepast, zullen de leerlingen dezelfde scaffolding-strategie ook gaan toepassen. Zo zorgt de leerkrachtinterventie voor betere peer-interacties. Deze manier zien wij graag terug in de klassikale lessen.
Het komt echter nog vaak genoeg voor dat leerkrachten de balans uit het oog verliezen en te veel hulp bieden tijdens één interventie. Op dat moment neemt het initiatief van de leerlingen af en worden zij afhankelijk van de leerkracht. De leerlingen krijgen dan niet genoeg leersituaties, waardoor het verwerven van de nieuwe taal vertraagt.
Aan het werk!
Uit de vergelijking tussen de huidige en gewenste praktijk blijkt dat leerkrachten weten dat de taalproductie bij de leerlingen hoog moet zijn om een taal te kunnen verwerven. Alleen de uitwerking in de praktijk kan nog beter. Met de volgende praktische tips bieden wij jullie handvatten aan:
- Reserveer de grootste tijd voor interactie tussen de leerlingen onderling;
- Bedenk motiverende activiteiten (dialogen, spelletjes, drama, korte oefeningen van internet of een collega, zolang de leerlingen maar met elkaar kunnen interacteren);
- Maak steeds wisselende duo’s (of andere werkvormen) met een klein niveauverschil;
- Pas modeling toe tijdens de uitleg;
- Onderbreek gesprekken kort met scaffolding.
Een bijkomend voordeel van interacties tussen leerlingen is dat de leerlingen zich onderling beter leren kennen doordat zij steeds met anderen samenwerken. Daarnaast versterkt de sociale interactie de sociale cohesie en werkt een interactieve werkvorm vaak al motiverend voor de leerlingen. Ten slotte vinden leerlingen het gewoon leuk om interactief bezig te zijn.
Have fun!